2017-02 MIRA Ceti sprak met... Franky Dubois

Een onschuldig babbeltje over fotografie kan je leven veranderen, zeker als je met een vraag om wat meer uitleg over dat onderwerp te krijgen botst op iemand als Dany Cardoen. Dat gebeurde op zestienjarige leeftijd met Franky Dubois (°1951). Dany vertelde honderduit over zijn opnames van de Zon en zijn passie voor sterrenkunde, en het virus sloeg over…

Zoveel jaar later trekt MIRA Ceti naar Ieper om op het plaatselijke Astrolab een gesprek te hebben met één van de meest ervaren zonnewaarnemers in Vlaanderen. Maar zoals uit het volgende interview zal blijken, heeft Franky Dubois ook over tal van andere astronomische zaken heel wat boeiends te vertellen.

Franky Dubois bij de zonnetelescopen op AstrolabFranky Dubois bij de zonnetelescopen op Astrolab

Sinds 1996 ben jij werkgroepleider van de VVS Werkgroep Zon, Franky. Onlangs verscheen jullie 250ste nieuwsbrief, van harte proficiat voor deze mijlpaal en voor jouw nu al meer dan twintig jaar enthousiaste inzet voor deze boeiende tak van de amateursterrenkunde!

Dankjewel, het is met veel plezier gedaan. Tja, hoe wordt je werkgroepleider? De vorige werkgroepleider was de ons aller Jan Janssens, die vertrok voor zijn werk naar de Verenigde Staten, en dus moest er een opvolger komen. Maar niemand voelde zich geroepen, en zo dreigde de werkgroep die al ruim 25 jaar bestond te verdwijnen. Dat kon ik niet laten gebeuren en daarom heb ik dan maar besloten om zelf werkgroepleider te worden. Maar ik vrees een beetje dat hetzelfde probleem zich opnieuw stelt. Ik zou graag de fakkel overdragen aan iemand anders, want na twee decennia is het een goede zaak als er een nieuwe persoon de werkgroep leidt, iemand met frisse ideeën en een nieuw elan. Voorlopig dient er zich echter nog niemand aan. Versta me niet verkeerd, ik doe het nog altijd met veel enthousiasme, maar er kruipt toch wel de nodige tijd in, en die wil ik eigenlijk liever aan andere sterrenkundige projecten besteden.

Dankzij de fraaie foto’s die je van de zonnevlekken maakte, ben je de afgelopen jaren ettelijke keren in het nieuws gekomen, dat doet toch veel plezier?

Zeer zeker, één van die mooie momenten uit mijn carrière als zonnewaarnemer was in 1989. Je herinnert je waarschijnlijk wel de enorme zonnestorm in de maand maart van dat jaar die voor een enorme stroompanne zorgde in de Canadese provincie Quebec en waardoor miljoenen mensen een tijdlang zonder elektriciteit kwamen te zitten. Die zonnestorm werd veroorzaakt door een enorm grote zonnevlekkengroep, één van de grootste van de voorbije eeuw. Ik heb van die vlekkengroep foto’s gemaakt, en één van mijn foto’s is op de voorpagina gepubliceerd van De Standaard, Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws. Een paar maanden later kreeg ik van iemand van het departement zonnefysica van de Koninklijke Sterrenwacht een kopie toegestuurd van een artikel in een Russische krant met daarbij als illustratie mijn foto van die bewuste zonnevlekken. Dat zijn inderdaad zaken die veel voldoening geven.

Ook Armand Pien heeft destijds verschillende keren foto’s die ik van de zonnevlekken gemaakt had in zijn weerbericht op tv getoond. Het enige nadeel bij Pien was dat mijn naam bij de foto nooit juist was, hij maakte er François Dubois van, of Frans Dubois, of nog wat anders.

Waarom ben jij je specifiek op zonnewaarnemingen beginnen toeleggen?

Dat is eerder toevallig gebeurd. Nadat ik een tijdje thuis met mijn eerste kijker, een 60 mm F/15 refractor, bezig was geweest met waarnemingen doen, wou ik graag in contact komen met andere amateursterrenkundigen uit de streek. Samen vormden we een klein clubje met een lokaal in Vlamertinge waar we konden vergaderen. Op een bepaald moment rijpte het idee om voor geïnteresseerden in sterrenkunde een aantal workshops te organiseren, en één van die workshops was het doen van zonnewaarnemingen. Ik engageerde mij om die workshop uit te werken en ben meteen op zoek gegaan naar materiaal dat me daarbij zou kunnen helpen. Vandaag de dag kan je alles op het internet vinden, maar begin de jaren 1980 was dat wel enigszins anders. Gelukkig wist ik dat de Vereniging Voor Sterrenkunde, waar ik lid van was, een brochure had uitgegeven over zonnewaarnemingen, en die publicatie heeft mij heel wat bijgebracht over de theoretische kant van de zaak maar ook de prakrijk. Op basis van de kennis die ik zo had opgedaan knutselde ik een systeem in mekaar met een kijkdoos achter mijn refractor, zodat we via een projectie op een veilige manier naar de Zon konden kijken.

Nadien kwamen er speciale soorten filterende folies op de markt, eerst het kwalitatief toch mindere Mylar, nadien het veel betere Baader Astrosolar, waarmee je rechtstreeks naar de Zon kan kijken zonder risico op oogletsel. Dat is mogelijk omdat maar liefst 99,99 % van het zonlicht door dit soort filters wordt tegengehouden. Maar door rechtstreeks te kijken, krijg je ook een mooier en scherper beeld te zien van de zonnevlekken. Tenzij je natuurlijk met een indrukwekkend projectiesysteem werkt zoals de heliostaat bij jullie op MIRA.

En ik ben dus ook beginnen foto’s maken van de zonnevlekken en de schijf van de Zon, eerst analoog, daarna digitaal. En het zijn in de loop der jaren vele duizenden foto’s geworden. Ik ben dat blijven doen tot in 2009, toen ben ik volledig gestopt met het fotograferen van de Zon.

Zomaar ineens, Franky?

Het was niet zomaar ineens. Door het oneindig vele beeldmateriaal dat je op het internet kan vinden, afkomstig van zonnewaarneemsatellieten zoals SOHO en de SDO, zie ik er persoonlijk geen meerwaarde in om zelf ook nog eens beelden aan te leveren die qua detail nooit kunnen concurreren met die ongelooflijk scherpe beelden van die satellieten. Als je fotografeert, steek je daar heel veel tijd in, en ik wil mijn energie in andere projecten steken. En dat is de reden waarom ik gestopt ben met het maken van opnames van de Zon.

Het is nu mijn zesendertigste jaar dat ik ononderbroken bezig ben met zonnewaarnemingen. Ik doe dat iedere dag dat het weer het toelaat met een gemiddelde van ongeveer 250 waarnemingen per jaar. In 2016 had ik er 294, maar ik ben nu met pensioen, dan is het net iets makkelijker om waar te nemen dan in de tijd dat ik die waarnemingen moest combineren met mijn werk.

In de loop der jaren leer je ook andere zonnewaarnemers kennen, en geleidelijk ontstaat er zo een wereldwijd netwerk waarin al onze gegevens terecht komen en waar we erover kunnen van gedachten wisselen.

Ook de professionele wereld maakt gebruik van jullie data?

Inderdaad, we werken samen met het SILSO, wat vroeger het SIDC was. SILSO staat voor Sunspot Index and Long-term Solar Observations en het is het wereldwijde centrum waar men alle gegevens in verband met de zonnevlekken bijhoudt, beheert en verspreidt. SILSO is verbonden aan de Koninklijke Sterrenwacht van België en is daar ook gehuisvest. Intussen is Jan Janssens daar medewerker geworden, en dat is natuurlijk extra fijn voor ons want hij is zelf als amateur zonnewaarnemer kunnen doorgroeien tot een professional. Wij kunnen dus ook steeds gemakkelijk bij hem terecht met al onze vragen, opmerkingen, enzovoort. Iedereen die zonnewaarnemingen doet, kan zich trouwens als waarnemer registreren op de SILSO-website en daar dan zijn of haar zonnewaarnemingen doorgeven. Als je dat doet vóór 12 uur UT zal je waarneming mee in rekening gebracht worden voor het bepalen van het dagelijks gemiddelde zonnevlekkengetal.

Begin deze eeuw kwamen de waterstof-alfa-kijkers op de markt.

Dat was inderdaad een fantastische evolutie. Gedaan met het alleen maar kijken naar de vlekken op de schijf van de Zon, dankzij die schitterende H-alfafilters ging er ineens een heel nieuwe wereld open voor de zonnewaarnemers.

Er waren voordien al wel oudere protuberansenkijkers, maar dat was altijd een heel gedoe met een kegeltje dat uiterst nauwkeurig moest geplaatst staan om de schijf van de Zon te bedekken, zodat je als het ware een eigen zonsverduistering kon creëren. Maar omdat de Zon soms wat dichter staat en soms wat verder moest je voortdurend bijregelen om de protuberansen toch te kunnen zien en het kegeltje moest natuurlijk altijd zodanig zitten dat er geen kans was om je ogen te schaden door het overvloedige zonlicht. Je had al wel eerder de Daystar-filters, maar die waren extreem duur, met andere woorden niet betaalbaar voor de gewone amateur. Maar toen de firma’s Lunt en Coronado op de markt kwamen met hun filters die wel betaalbaar waren, kon de modale zonnewaarnemer ook beginnen kijken in H-alfa. In dat gebied van het zichtbare spectrum kan je niet alleen de vlekken op de Zon observeren, maar dus ook die mooie protuberansen rondom de Zon, de filamenten op de zonneschijf, en bovendien krijg je ook een veel dynamischer beeld van de Zon te zien, want protuberansen kunnen van uur tot uur veranderen.

Ik heb je ooit eens iets horen vertellen over een uniek vlinderdiagram dat jij gemaakt hebt?

Een vlinderdiagram wordt zo genoemd omdat er een figuur ontstaat die lijkt op de openstaande vleugels van een vlinder als je gedurende een zonnevlekkencyclus die gemiddeld elf jaar duurt de posities van zonnevlekken qua breedteligging gaat bepalen ten opzichte van de evenaar in functie van de tijd. Wanneer er een nieuwe cyclus begint, verschijnen zonnevlekken meestal op hoge breedtes op de schijf van de Zon. In de loop van de jaren die daarop volgen, zien we ze steeds op lagere breedtes afzakken richting zonne-evenaar, en dat patroon lijkt op die vlindervleugels.

Franky Dubois vlinderdiagramFranky Dubois vlinderdiagram

Nu kan je die posities van de vlekken bepalen door het projecteren van een beeld van de schijf van de Zon en daar dan tekeningen van maken, maar in het gezaghebbende boek Handbuch für Sonnebeobachter uit 1982 stond een artikel over het fotografisch bepalen van die posities van de zonnevlekken, en dat wou ik graag zelf eens uitproberen. Hoe ging dat in zijn werk? Het was nog de periode van de analoge fotografie, dus werd er gewerkt met film op rolletjes. Je nam een stukje film en je diende ervoor te zorgen dat je mooi evenwijdig twee foto’s van de zonneschijf kon maken. Ik gebruikte daarvoor mijn Olympuscamera, en in plaats van het filmrolletje te laten doordraaien met behulp van het transporteermechanisme van het toestel, sneed ik een stukje film recht af en plaatste dat achter het objectief. Dan plaatste ik mijn camera op mijn telescoop, waarbij ik ervoor zorgde dat de Zon links in beeld stond. En daarop maakte ik een eerste foto. Vervolgens wachtte ik anderhalve minuut, op die tijd stond de Zon aan de rechterzijde in beeld en maakte ik een nieuwe foto. Dit alles gebeurde via afstandsbediening, dus zonder de telescoop aan te raken om uiterst precies te kunnen werken. Als je nadien je stukje negatief ontwikkelde, kreeg je een beeldje met daarop twee zonnen. Als je deze foto dan op een scherm projecteerde, zag je dezelfde vlekken er ook twee keer opstaan. Het volstond om door twee zelfde vlekken een lijn te trekken om exact de richting oost-west op de Zon te bepalen, en aan de hand van sjablonen kon je zo ook de heliografische breedtes van de verschillende vlekken berekenen.

Ik heb me die techniek eigen gemaakt en heb op die manier een vlinderdiagram van een volledige zonnecyclus fotografisch vastgelegd. Om de posities op de Zon te berekenen en uiteindelijk tot dat diagram te komen bezorgde Johan Vanbeselaere van Astrolab me een programma op de computer waarin ik al mijn data kon invoeren. Het vlinderdiagram is gemaakt tussen 28 juli 1986 en 26 augustus 1997, dus een volledige zonnecyclus van elf jaar. Er zijn 8342 metingen uitgevoerd op 1284 negatieven aan 2169 zonnevlekken of groepen.

Ik heb overal gezocht op het internet, maar ik heb nergens anders iemand gevonden die op basis van dezelfde techniek iets gelijkaardigs heeft gepresteerd, dus het is wel zeker een uniek project. Ik ben wel iemand die als ik aan iets begin het ook wil afmaken.

Knap, Franky, je mag daar zeer zeker fier op zijn. Je bent trouwens intussen op Astrolab ook zo goed als onmisbaar geworden?

Niet overdrijven, Francis, maar het is wel zo dat ik hier erg actief ben. Ik kom al ruim vijftien jaar geregeld naar de sterrenwacht, en sinds een aantal jaren ben ik er ook vrijwillige medewerker. Aanvankelijk kwam ik op zondagnamiddag permanentie doen. We hadden hier een cybercafé met vijftien pc's waarop iedereen op woensdag, zaterdag en zondag 's namiddags op internet kon komen surfen. Toen hadden nog niet veel mensen internet bij hen thuis, dus het was hier steeds een drukte van jewelste. En sinds een tijdje doe ik ook mee rondleidingen doorheen de sterrenwacht, steeds meer en meer eigenlijk: zo heb ik vorig jaar 110 groepen rondgeleid.

Dat is indrukwekkend! Krijgen die ook allemaal jullie grote telescoop te zien?

68 cm spiegeltelescoop op Astrolab68 cm spiegeltelescoop op Astrolab

Natuurlijk, want dat is toch een imponerend instrument, vind je ook niet? We hebben hier op Astrolab een mooie collectie telescopen, waaronder een aantal gespecialiseerde zonnekijkers , maar de trots is zeker wel die 68 cm reflector. De spiegel werd hier vervaardigd, maar de rest van de opstelling inclusief de montering hebben we overgekocht van een Duits instituut. Die hadden dat instrument laten maken voor een 80 cm spiegel, maar om een onbekende reden is die bestelling geannuleerd. Toen hebben wij de telescoop gekocht en laten aanpassen aan onze optiek.

Jullie zijn qua lichthinder goed donker gelegen, dus het lijkt me een ideaal instrument om prachtige astronomiefoto's mee te maken?

Dat klopt, neem bijvoorbeeld een object zoals de Orionnevel. Met een dergelijke lichtsterke telescoop heb je al een prima foto na amper vijf seconden belichten. Ik denk dat vele amateurs daar alleen maar van kunnen dromen. Meestal moet je behoorlijk lang belichten en het object volgen om tot een aanvaardbaar resultaat te komen. Maar zelf boeit het me niet om zelf ook nog eens een Orionnevel te fotograferen, terwijl je er via Google duizenden van kan vinden. Waarom zou je er zelf nog eentje willen bijvoegen? Ik ben trouwens veel meer geïnteresseerd in de Zon, de Maan en de planeten, deepsky spreekt mij persoonlijk veel minder aan.

Maar ik ben dan weer wel in de ban geraakt van veranderlijke sterren, de zogenaamde variabelen. Zowat drie jaar geleden zijn we ons met een team van vier personen daar beginnen op toeleggen. Er is iemand die de technische kant van de zaak doet, een tweede zorgt voor de software, je hebt iemand die contact heeft met professionele instituten die ons vragen om bepaalde sterren waar te nemen, en de waarnemingen zelf, die neem ik voor mijn rekening.

In 2016 ben ik daar 118 nachten mee bezig geweest met de grote telescoop. Als het helder is, beginnen de waarnemingen vanaf het moment dat het donker is tot ongeveer 01:30 uur, dat kan uitzonderlijk een keer zijn tot 02:00 uur. Als het pas later in de loop van de avond opklaart, rijd ik niet speciaal naar Astrolab, dan gebeuren er geen waarnemingen. Het moet dus helder weer zijn op het moment dat het donker wordt, dan ben ik hier aanwezig en bereid ik alles voor voor de nacht die eraan komt. Eens de waarnemingen begonnen zijn, werkt de opstelling autonoom en voert het gevraagde programma uit: dat welbepaalde stukje hemel observeren gedurende zoveel uur aan een stuk met zoveel opnames per minuut. De helderheidsbepalingen gebeuren trouwens ook softwarematig.

En op een gelijkaardige wijze hebben jullie ook al exoplaneten waargenomen?

Eind januari hebben we hier op Astrolab effectief onze derde exoplaneet waargenomen. Je ziet, met een 68 cm telescoop kan je al wel wat realiseren, hé. De afbeelding die je hier ziet is de plot die wij op 19 januari 2017 gemaakt hebben van de ster WASP-12. De curve in de helderheid toont een daling van slecht iets meer dan een honderdste van een magnitude, maar verraadt toch de aanwezigheid van exoplaneet WASP-12b die vóór de ster langs trekt. Dat geeft je toch wel een kick als je op die manier een planeet bij een andere ster kan detecteren.

Allemaal heel fraai werk, Franky. Dank voor het aangename gesprek, en we wensen jou nog vele heldere dagen en nachten toe met heel veel uren waarneemplezier!

Tekst: Francis Meeus
20/03/2017