The Science House Column 001: Geschikt voor éénmalig gebruik: planeet

Geschikt voor éénmalig gebruik : planeet

In 1781 had William Herschel geluk. Zijn laatste symfonie klonk beter dan de vorige en in zijn zoektocht naar lichtzwakke sterren botste hij toevallig op Uranus. Serendipiteit heet zoiets. De wetenschap staat er vol van: iets vinden waar je niet naar op zoek was. Het zonnestelsel had nu zeven planeten. Leuk.

Wiskunde is ook leuk. Dat vond Urbain Le Verrier ook. Hij kon goed rekenen en kende de zwaartekrachtswetten van Newton op zijn duimpje. Op een mooie zondagmorgen, na de croissants en het gebruikelijke onderhoud met mevrouw Le Verrier, besloot hij de baan van Uranus eens na te rekenen. Een paar aspirientjes later, ontdekte hij dat Uranus niet op de plek aan de hemel stond waar hij zou moeten staan. Dat kon maar drie dingen betekenen: ofwel had hij slecht gerekend, maar dat geloofde hij zelf niet, ofwel was Newton fout, maar dat geloofde niemand, ofwel was er iets in de buurt dat aan Uranus trok. Een achtste planeet ? En, goed als hij kon tellen, ging hij weer aan het werk. Hij berekende waar die nieuwe planeet zou moeten staan en stuurde een briefje naar de sterrenwacht in Berlijn om eens te kijken op de plaats die hij uitgerekend had. De astronomen vonden Neptunus, op nauwelijks één graad verschil met zijn berekeningen. In 1846 was het zonnestelsel weer iets groter en Le Verrier blij.

Maar Mercurius deed ook raar. Zijn baan verdraaide voortdurend. Je kon het merken aan het perihelium dat verschoof. Nu was dat op zich niet zo verwonderlijk. Als je, als Newtonspecialist, niet alleen de Zon maar ook de andere planeten in rekening bracht, moést de baan van Mercurius verdraaien. Alleen … dat perihelium verschoof eigenlijk veel te veel.

Het probleem was duidelijk. En Le Verrier wist waar de oplossing lag. Net zoals bij Uranus, was die afwijking hoogstwaarschijnlijk te wijten aan een nieuwe planeet. Hij had er al een naam voor: Vulcanus. Iedereen ging dus op zoek naar een planeet tussen de zon en Mercurius.

In 1877 stierf Le Verrier. Max Planck formuleerde het ooit eens zo mooi: nieuwe theorieën winnen het niet van de oude omdat ze overtuigend zijn maar omdat de tegenstanders uiteindelijk doodgaan. Of negatief geparafraseerd: de meeste foute theorieën verdwijnen niet omdat ze overtuigend weerlegd worden maar omdat de bedenker ervan het loodje legt. Na 50 jaar vruchteloos zoeken én een dode Le Verrier hadden de astronomen het wel gehad. Vulcanus verdween van de agenda.

Le Verrier had gewoon pech: wie had nu gedacht dat het probleem niét lag in de berekeningen of het idee maar wel in het onwrikbare geloof in de wetten van Newton…? Het was wachten op Einstein die de zwaartekrachtswetten van Newton naar de schroothoop stuurde. Zijn relativiteitstheorie zou mooi de totale periheliumverschuiving van Mercurius verklaren.

Voor Le Verrier toch één troost. Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen. En aangezien hij tweemaal een nieuwe planeet verzon, hij had bewezen dat hij tenminste geen ezel was.

Tekst: Ignaas Declercq, The Science House